autovrij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·vrij
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen autovrij - -
verbogen autovrije - -
partitief autovrijs - -

Bijvoeglijk naamwoord

autovrij

  1. (verkeer) zonder auto's
    • Omdat ze de straat niet helemaal autovrij konden maken, is die nu autoluw geworden. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be