autovakantie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van auto en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autovakantie | autovakanties |
verkleinwoord | autovakantietje | autovakantietjes |
Zelfstandig naamwoord
de autovakantie v
- Vakantie waarbij de auto het belangrijkste vervoersmiddel is
Gangbaarheid
- Het woord autovakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.