autotelefoon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

autotelefoon
Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·te·le·foon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autotelefoon autotelefoons
verkleinwoord autotelefoontje autotelefoontjes

Zelfstandig naamwoord

de autotelefoonm

  1. mobiele telefonie vanuit de auto
     Toch is het discutabel of je dit echt kunt zien als het begin van de mobiele telefonie, zegt analist en gsm-kenner Tim Wijkman van Telecompaper. "Het was eigenlijk een vorm van radio, die had je in die tijd ook al in legervoertuigen. Het was in principe ook af te luisteren, voor iedereen die daar de apparatuur voor had." In het begin kon je bovendien niet gelijktijdig praten via de autotelefoon, je moest praten of luisteren - net als bij een walkietalkie.[1]
     Nokia ontwikkelde in de jaren '80 na een autotelefoon de eerste draadloze en mobiele telefoons. Het bedrijf scoorde met de Mobira Cityman, die 'maar' 800 gram woog. De gsm kostte omgerekend ruim 4500 euro, maar werd meteen een statussymbool voor yuppen, al helemaal toen Sovjetleider Gorbatsjov met het toestel vanuit Helsinki naar een minister in Moskou belde.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2023 Weblink bron “Eerste mobiele telefoongesprek 75 jaar geleden gevoerd: 'Leek meer op radio'” (Donderdag 17 juni 2021, 20:15), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2023 Weblink bron “Nokia, van houtpulp tot mobieltje” (Dinsdag 3 september 2013, 11:25), NOS