autoriseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
autoriseren

autoriseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van autoriseren
    • Ik autoriseerde. 
    • Jij autoriseerde. 
    • Hij, zij, het autoriseerde.