autoped
Uiterlijk
- au·to·ped
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘step’ voor het eerst aangetroffen in 1920 [1]
- afgeleid van het inmiddels verouderde Franse autopède [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autoped | autopeds |
verkleinwoord | autopedje | autopedjes |
- Het woord autoped staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autoped" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "autoped" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ autoped op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 80 %
- Prevalentie Vlaanderen 80 %