automotor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·mo·tor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van auto en motor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | automotor | automotoren automotors |
verkleinwoord | automotortje | automotortjes |
Zelfstandig naamwoord
de automotor m
- (werktuigbouwkunde) in een auto geplaatste of te plaatsen motor
Gangbaarheid
- Het woord automotor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "automotor" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be