automobielbranche
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·mo·biel·bran·che
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van automobiel zn en branche zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | automobielbranche | automobielbranches |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (economie) alle bedrijven die betrokken zijn bij de verkoop, het onderhoud en de productie van auto's
- ▸ Onlangs heeft Volkswagen het publicatieverbod laten opheffen. Maar zowel de autofabrikant als de automobielbranche stellen dat het niet mogelijk is om bij miljoenen kwetsbare auto’s zowel de sleutel als de startonderbreker te vervangen.[1]
- ▸ Traxio, de vakvereniging van de Belgische automobielbranche, trekt aan de alarmbel. Jonge mecaniciens die in de garages aan de slag gaan, hebben te weinig basiskennis van elektriciteit om aan elektrische wagens te kunnen sleutelen. Vooral voor de toekomst wordt dat een groot probleem.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord automobielbranche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron
Guido van Ophoven“Miljoenen auto's te hacken door gebrekkige beveiliging chip autosleutel” (11-08-2015), NOS - ↑
Weblink bron
fp“Wie sleutelt aan de elektrische auto van morgen?” (02/04/2019), De Standaard