automatiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·ma·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
automatiseren

automatiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van automatiseren
    • Ik automatiseer. 
  2. gebiedende wijs van automatiseren
    • Automatiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van automatiseren
    • Automatiseer je?