autokraak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·kraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autokraak autokraken
verkleinwoord autokraakje autokraakjes

Zelfstandig naamwoord

de autokraakm

  1. inbraak in een auto om de auto zelf te stelen
    • Twee Utrechtse mannen die na een autokraak op hun vlucht voor de politie bijna wegwerkers aanreden, moeten de cel in. De betrokkenen waren aan het asfalteren en konden net op tijd wegspringen voor de aanstormende auto. De rechtbank in Utrecht vindt dat er sprake is van een poging tot zware mishandeling. [1] 
  2. inbraak in een auto om waardevolle spullen uit de auto te stelen
    • Nederlandse vakantiegangers zijn het favoriete doelwit geworden van Italiaanse autokrakers. Het aantal ingetikte ruitjes van Nederlands gekentekende auto’s is in de afgelopen weken verdubbeld, aldus de alarmcentrale van Allianz Global Assistance. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 06-03-2018 Celstraf voor inrijden op wegwerkers
  2. De Telegraaf 10 aug. 2017 Nederlandse auto’s favoriet Italiaanse rovers
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be