autobox
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·box
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autobox | autoboxen |
verkleinwoord | autoboxje | autoboxjes |
Zelfstandig naamwoord
de autobox m
- luidsprekers die in een auto gemonteerd zijn
- „Ze zijn bang”, zegt hij als we weer in het autootje stappen. Het martelaarslied schalt uit de autoboxen. Zulqarnain slaat zich op de borst en zingt hard mee. [2]
- De bewoners van de Moretuslei klagen over lawaai, vandalisme en het dealen van drugs aan de nachtwinkel. Er klinkt regelmatig luide muziek uit de autoboxen van de klanten en ze nemen het niet nauw met de parkeerregels. [3]
- ruimte waarin een auto geparkeerd kan worden
Synoniemen
- [2] garage, garagebox, autostalling
Gangbaarheid
- Het woord autobox staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autobox" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joeri Boom 9 maart 2013 Geen haat? Dan zaaien we die wel
- ↑ De Standaard 09 NOVEMBER 2007 Nachtwinkel
- ↑ De Standaard 18 OKTOBER 2008 Parfum
- ↑ De Standaard 02 SEPTEMBER 2009 Vandalen breken zeven autoboxen open
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be