autobaan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·baan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘autosnelweg’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
- samenstelling van auto en baan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autobaan | autobanen |
verkleinwoord | autobaantje | autobaantjes |
Zelfstandig naamwoord
- (verkeer) weg bestemd voor snel gemotoriseerd verkeer (zoals auto's, motoren, bussen en vrachtwagens) met ongelijkvloerse kruisingen en een middenberm tussen de twee rijrichtingen
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord autobaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "autobaan" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.