authenticiteit
Uiterlijk
- au·then·ti·ci·teit
- afgeleid van authentiek met het achtervoegsel -iteit[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | authenticiteit | authenticiteiten |
verkleinwoord | - | - |
de authenticiteit v
- het authentiek zijn
- We betreden een post-lineair tijdperk, waarin niet langer de logische of feitelijke consistentie van een argumentatielijn, maar authenticiteit en vibe gezag afdwingen en bepalen wat echt en waar is. [2]
- (filosofie) de mate waarin iemand trouw is aan zijn eigen persoonlijkheid, geest, of karakter, ondanks externe impulsen
1.
- Het woord authenticiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "authenticiteit" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.nrc.nl (27 feb 2025)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be