auteurschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·teur·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord auteurschap auteurschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het auteurschapo

  1. het maker zijn van een tekst of compositie
     Het is verschrikkelijk dat het enthousiasme dat hij altijd zo ontzettend goed kon overdragen - dat was ook de kracht van zijn auteurschap - altijd gepaard ging met depressie en manische perioden.[2]
     "Het ultieme bewijs voor het auteurschap zullen we wellicht nooit vinden, maar het heeft er alles van dat we met dit nieuwe onderzoeksspoor de dichter van het Wilhelmus op de hielen zitten", aldus de onderzoeker.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2021 Weblink bron “'Hij heeft het niet makkelijk gehad'” (08-09-2015), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2021 Weblink bron “Na eeuwen eindelijk bekend wie Wilhelmus schreef” (10-01-2017), Tubantia