augustusweek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·gus·tus·week
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord augustusweek augustusweken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

augustusweek v/m [1]

  1. (tijdrekening) een week in de maand augustus
     Plugge heeft weinig tijd gehad de film van de eerste augustusweek nog eens af te spelen.[2]
     Het mooie voorseizoen en een warme laatste augustusweek zorgden dat de mijlpaal van 25.000 bezoekers kon worden gehaald.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    DONDERDAG
    “Het jaar van Richard Plugge: 'Wat we meemaakten is met geen pen te beschrijven'” (DONDERDAG 31/12/2020), NOS
  3. Bronlink Weblink bron “25.000 gasten voor zwembad De Kuiperberg in Ootmarsum” (31-08-2017), Tubantia