audacieus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·da·ci·eus
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen audacieus
verbogen audacieuze

Bijvoeglijk naamwoord

audacieus

  1. (verouderd) durf of overmoed tonend
     Maar toen Hugh Gaitskell enkele dagen tevoren in een radiorede die de ‘Europeanen’ bezwaarlijk als muziek in de oren kan hebben geklonken Engeland's toetreding tot de Zes wilde reduceren tot een Engelse belangenkwestie, bleef Spaak, heel wat minder audacieus opeens, zitten.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 oktober 2021 Weblink bron
    Adriaan Koerbagh
    “Een bloemhof van allerley lieflijkheyd sonder verdriet geplant door Vreederijk Waarmond, ondersoeker der waarheyd, tot nut en dienst van al die geen die der nut en dienst uyt trekken wil.” (1668), Adriaan Koerbagh, Amsterdam, p. 83
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 oktober 2021 Weblink bron
    H. van Galen Last
    Spaak in het wiel in: Hollands Weekblad, jrg. 4 nr. 155 (23 mei 1962), Stichting Hollands Weekblad, Den Haag, p. 2