au pair
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au pair
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘jongere die in buitenland tegen kost en inwoning huishoudelijk werk doet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1986 [1] [2]
- van het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | au pair | au pairs |
verkleinwoord | - | - |
Frase
Zelfstandig naamwoord
- jongere die in een buitenlands gezin als vergoeding voor kost en inwoning huishoudelijke werkzaamheden verricht
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord au pair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.