attractief
Uiterlijk
- Geluid: attractief (hulp, bestand)
- at·trac·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aantrekkelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van attractie met het achtervoegsel -ief
- afgeleid van het Franse attractif of daarvoor van het Latijnse 'attractivus'
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | attractief | attractiever | attractiefst |
verbogen | attractieve | attractievere | attractiefste |
partitief | attractiefs | attractievers | - |
attractief [2]
1.
- Het woord attractief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "attractief" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "attractief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be