attendeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • at·ten·deert

Werkwoord

vervoeging van
attenderen

attendeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attenderen
    • Jij attendeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attenderen
    • Hij attendeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van attenderen
    • Attendeert!