asurn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

asurn
Uitspraak
Woordafbreking
  • as·urn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord asurn asurnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de asurnv / m

  1. pot waarin men de overblijfselen van een gecremeerd persoon bewaart
     „Wim van de boekenafdeling vond ’m en zei meteen dat het een asurn was. Dat bleek ook wel toen we erin keken”, vervolgt hij. „Mij was het anders waarschijnlijk niet eens opgevallen. Er zat relatief weinig as in, zag ik.”[2]
     Het urnenbos is van oorsprong een Belgisch idee. Voor zover bekend is het begraven van een asurn op een volledig zelfgekozen plek verder alleen mogelijk in het bos van de Heilig Land Stichting bij Nijmegen. As verstrooien gebeurt op tal van zelfgekozen plekken, maar is formeel verboden.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    MARK MENSINK
    “Urn met as gevonden in Almelose kringloopwinkel” (14 sep. 2019), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron “Rheden krijgt een urnenbos” (24-05-2012), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be