assortiment

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·sor·ti·ment
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gevarieerde voorraad’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1702 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord assortiment assortimenten
verkleinwoord assortimentje assortimentjes

Zelfstandig naamwoord

het assortimento

  1. aanbod van producten door een leverancier
    • In de supermarkt is een breed assortiment van voedingsproducten verkrijgbaar. 
    • De wijnhandel heeft een groot assortiment van wijnen in voorraad. 
  2. verzameling van gerelateerde producten of objecten
    • Deze doos bevat een assortiment met zes verschillende smaken bier. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen