assemblee
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·sem·blee
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘algemene vergadering’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- van het Franse assemblée [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assemblee | assemblees |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- vergadering in het bijzonder:
- vergadering van het Franse parlement
- algemene vergadering van een wereldorganisatie, zoals de Verenigde Naties
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord assemblee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "assemblee" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "assemblee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ assemblee op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.