assemblee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·sem·blee
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘algemene vergadering’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • van het Franse assemblée [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord assemblee assemblees
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de assembleev / m [3]

  1. vergadering in het bijzonder:
    1. vergadering van het Franse parlement
    2. algemene vergadering van een wereldorganisatie, zoals de Verenigde Naties
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen