Ik heb uit beleefdheid nog foto’s van mijn handen opgestuurd, maar ze waren niet duidelijk genoeg om conclusies uit te trekken. En met de Taiwanese wonderdokter wilde ik liever niet in zee. Zijn ‘qi chang’-behandeling mocht dan beproefd zijn, voor een westerse rationalist was er te veel op aan te merken. Zo moest je ervoor naar Taiwan, waar je in een paar maanden zou worden klaargestoomd om te werken met de door de arts ontwikkelde ‘photon moxibustion’, een apparaat dat een klein fortuin kostte. Onderwijl zou ook mijn geest moeten worden aangepakt, want zolang ik in de veronderstelling verkeerde dat mijn situatie hopeloos was, zou geen enkele remedie doeltreffend zijn. Al met al werd me duidelijk dat de traditionele Chinese artsenij ervan uitgaat dat fysiek altijd psychisch is en dat er niet zoiets bestaat als een ongeneeslijke ziekte.[4]
Vanuit de diepvrieswereld naar de artsenij met als vooropleiding alleen de MULO - het was geen geringe stap, maar de pseudodokter werd er niet nerveus onder. Integendeel, hij tastte met volle overgave toe.[5]