articuleerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·ti·cu·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
articuleren

articuleerden

  1. meervoud verleden tijd van articuleren
    • Wij articuleerden. 
    • Jullie articuleerden. 
    • Zij articuleerden.