arresteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·res·teert

Werkwoord

vervoeging van
arresteren

arresteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arresteren
    • Jij arresteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arresteren
    • Hij arresteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van arresteren
    • Arresteert!