armee
Uiterlijk
- ar·mee
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘leger’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- uit het Frans [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | armee | armeeën |
| verkleinwoord | - | - |
- Het woord armee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "armee" herkend door:
| 39 % | van de Nederlanders; |
| 41 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "armee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ armee op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Militair in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 39 %
- Prevalentie Vlaanderen 41 %