armbezoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- arm·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arm zn en bezoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | armbezoek | armbezoeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het naar de armen gaan om zich op de hoogte te stellen van hun toestand en hun noden
Gangbaarheid
- Het woord 'armbezoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "armbezoek" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be