aren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van aar met het achtervoegsel -en [1]

Zelfstandig naamwoord

de arenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aar
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord are


Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
arar

aren

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van arar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van arar