archiveerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·chi·veer·de

Werkwoord

vervoeging van
archiveren

archiveerde

  1. enkelvoud verleden tijd van archiveren
    • Ik archiveerde. 
    • Jij archiveerde. 
    • Hij, zij, het archiveerde.