archiveer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·chi·veer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
archiveren |
archiveer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van archiveren
- Ik archiveer.
- gebiedende wijs van archiveren
- Archiveer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van archiveren
- Archiveer je?