archivaris
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: archivaris (hulp, bestand)
- IPA: /ɑrxivaːrɨs/
Woordafbreking
- ar·chi·va·ris
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘die zorgt voor een archief’ voor het eerst aangetroffen in 1763 [1]
- afgeleid van het Latijnse archivare met het achtervoegsel -aris [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | archivaris | archivarissen |
verkleinwoord | archivarisje | archivarisjes |
Zelfstandig naamwoord
de archivaris m
- (beroep) een persoon die een archief beheert
- De archivaris had alle dozen doorzocht, maar kon het artikel niet vinden.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een persoon die een archief beheert
Gangbaarheid
- Het woord archivaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "archivaris" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "archivaris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ archivaris op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -aris in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %