arbeiden

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·bei·den
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van arbeid met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
arbeiden
arbeidde
gearbeid
zwak -d volledig

Werkwoord

arbeiden

  1. inergatief werk verrichten met name met de handen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be