aquarelleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aqua·rel·leert

Werkwoord

vervoeging van
aquarelleren

aquarelleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aquarelleren
    • Jij aquarelleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aquarelleren
    • Hij aquarelleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aquarelleren
    • Aquarelleert!