aquajoggen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van aquajoggen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		aquajoggen			te aquajoggen
	toekomend		zullen aquajoggen			te zullen aquajoggen
voltooid	tegenwoordig		geaquajogd			te geaquajogd
	toekomend		geaquajogd zullen			geaquajogd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	aquajoggend		geaquajogd			ev. aquajog	mv. verouderd aquajogt	aquajogge
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	aquajog	aquajogt	aquajogt	aquajogt	aquajogt	aquajoggen	aquajoggen	aquajoggen
verleden (o.v.t.)	aquajogde	aquajogde	aquajogde	aquajogde	aquajogde	aquajogden	aquajogden	aquajogden
toekomend (o.t.t.t.)	zal aquajoggen	zult/zal aquajoggen	zult/zal aquajoggen	zult aquajoggen	zal aquajoggen	zullen aquajoggen	zullen aquajoggen	zullen aquajoggen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou aquajoggen	zou aquajoggen	zou(dt) aquajoggen	zoudt aquajoggen	zou aquajoggen	zouden aquajoggen	zouden aquajoggen	zouden aquajoggen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij