apurar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- a·pu·rar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
apurar |
apuraba |
apurado |
volledig |
Werkwoord
apurar
- overgankelijk zuiveren, raffineren
- opgebruiken, opmaken, leegmaken, leegdrinken, oproken, uitputten
- uitzoeken, grondig bestuderen
- hinderen, plagen, pesten, kwellen
- benauwen, beangstigen, bedroeven
- haasten, opdrijven, opjutten, opjagen
- louteren
Synoniemen
Verwijzingen
- apurar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española