aprilt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aprilt

Werkwoord

vervoeging van
aprillen

aprilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aprillen
    • Jij aprilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aprillen
    • Hij aprilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aprillen
    • Aprilt! 

Gangbaarheid