appreteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: appreteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ap·pre·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
appreteren |
appreteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appreteren
- Jij appreteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appreteren
- Hij appreteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van appreteren
- Appreteert!