appreciëren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·pre·ci·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op of naar waarde schatten’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van het Franse apprécier (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
appreciëren
apprecieerde
geapprecieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

appreciëren

  1. overgankelijk naar waarde schatten, op prijs stellen
    • Dat werd bijzonder geapprecieerd. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen