appgroep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • app·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord appgroep appgroepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de appgroepv / m

  1. groep gebruikers van WhatsApp die berichten maken die naar alle leden van de groep gestuurd worden
     Bovendien zaten hun leidinggevenden ook in de appgroep en die grepen nooit in. Ze vinden dat ze te zwaar zijn gestraft en dat het onderzoek niet goed is verlopen.[1]
     "Maar iedereen is er ook wel echt klaar mee. Ik zit in een appgroep met andere gedupeerden. Zodra er weer iets gebeurt, spelen de emoties nog altijd hoog op."[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Ontslagen Limburgse agenten eisen eerherstel en starten rechtszaak” (ZA 31 OKTOBER 2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Voor gedupeerden kinderopvangtoeslagaffaire is het nog geen einde verhaal” (ZO 15 NOVEMBER 2020), NOS