appendage
Uiterlijk
- ap·pen·da·ge
- van het Latijnse 'pendere' (hangen) met het voorvoegsel ad-
- afgeleid van het Franse appendage (met het achtervoegsel -age) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appendage | appendages |
verkleinwoord | - | - |
- (werktuigbouwkunde) elk van de kleine bijbehorende toestellen en onderdelen die dienen ter completering van een machine of een installatie
- Het woord appendage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "appendage" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wiktionnaire
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ad- in het Nederlands
- Achtervoegsel -age in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werktuigbouwkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 40 %
- Prevalentie Vlaanderen 26 %