appelwijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

appelwijn
Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·pel·wijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord appelwijn appelwijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de appelwijnm

  1. (drinken) alcoholhoudende drank gemaakt van vergist appelsap
    • Daarbuiten zijn er veel andere hoogtepunten mogelijk, van zwemmen in buitenwater, tot het sproeien van planten in de nog koele ochtend of de geur van drogend hooi die van het land komt. En de drankjes natuurlijk: ijskoude margarita’s, campari-soda, ja zelfs dronk ik appelwijn toen het nog zomer was („Dat is geen wijn moeder”, horen wij Frits van Egters zeggen, maar het was toch merkwaardig lekker).[2] 
    • Je zou, als je eau de vie zou willen maken, kunnen beginnen met een eenvoudige vruchtenwijn te produceren, bijvoorbeeld van eigen appelen. Iemand die vroeger graag zelf stookte, hij is al jaren gestopt („Ik heb voldoende drank voor de rest van mijn leven”), vertelde dat hij in een goed jaar wel 1.200 kilo appelen had van zijn boomgaardje. Een goede appelboom geeft ongehoord veel appels. Die appelen gooide hij dan door de houtversnipperaar en hij deed de pulp vervolgens in plastic vaten van zo’n 200 liter. Daar ging gist bij, de vaten werden afgesloten met een waterslot en bleven dan ongeveer zes weken staan. De appelwijn die zo ontstond, werd vervolgens verstookt tot eau de vie.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marjoleine de Vos 4 augustus 2012
  3. NRC Marjoleine de Vos 14 februari 2015