apert
Uiterlijk
- apert
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘duidelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | apert | aperter | apertst |
verbogen | aperte | apertere | apertste |
partitief | aperts | aperters | - |
apert
- voor iedereen duidelijk, onmiskenbaar
- Hij vertelt aperte leugens.
- Dat is apert onjuist, zo leert ons de geschiedenis.
- Het woord apert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "apert" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "apert" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ apert op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be