apaiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • apai·seert

Werkwoord

vervoeging van
apaiseren

apaiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apaiseren
    • Jij apaiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apaiseren
    • Hij apaiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van apaiseren
    • Apaiseert!