antislip

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·slip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antislip -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

antislip o

  1. een middel tegen slippen
    • Ga even bij de buurman vragen of hij nog antislip voor ons heeft. 


Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen