antireclame

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·re·cla·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antireclame antireclames
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de antireclamev / m

  1. publiciteit die schade aan het imago van een bedrijf, product of instituut veroorzaakt
    • De outlet ligt pal naast een binnenstad met verleden. Daar schreeuwden ze moord en brand toen de komst van McArthur Glen werd aangekondigd. Broodroof, noemden veel middenstanders de komst van de outlet. Hun winkels zouden failliet gaan en het centrum zou langzaam doodbloeden. De kritiek verstomde snel toen bleek dat de twee winkelgebieden elkaar juist versterken. De outlet geldt in Roermond als symbool van de wederopstanding van de stad onder toenmalig VVD-wethouder Jos van Rey, die dit jaar is veroordeeld voor corruptie en stembusfraude. De hoge werkeloosheid daalde snel, van 20 procent aan het begin van de eeuw tot 5 procent nu. En van heinde en ver kwamen mensen shoppen in de Limburgse stad. Van de 5,9 miljoen bezoekers aan de outlet maakt bijna een derde ook de gang naar het historisch centrum - kom daar eens om in andere steden met iets meer dan vijftigduizend inwoners. Toch baren de groeiplannen van hun buurman de voorzitters van de winkeliersverenigingen in de binnenstad zorgen. Zij vrezen inmiddels te veel toeloop. Ze schreven de gemeente deze maand een brief: „Dit is een noodkreet!!” Op drukke dagen is het centrum vrijwel onbereikbaar. Filemeldingen zijn antireclame voor de stad en soms waarschuwen media vooraf om Roermond te mijden. Zelfs vaste klanten blijven weg, schrijven de winkeliers:[1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Paul van der Steen 21 december 2016