antedateer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·te·da·teer

Werkwoord

vervoeging van
antedateren

antedateer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antedateren
    • Ik antedateer. 
  2. gebiedende wijs van antedateren
    • Antedateer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antedateren
    • Antedateer je?