antecedenten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·te·ce·den·ten

Zelfstandig naamwoord

de antecedentenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord antecedent

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be