ansichtkaarten

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·sicht·kaar·ten

Zelfstandig naamwoord

ansichtkaarten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ansichtkaart
     Chantal zag dat er naast een stapeltje ansichtkaarten twee rode polsbandjes in het tasje lagen.[1]

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2