annuleerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: annuleerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- an·nu·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
annuleren |
annuleerde
- enkelvoud verleden tijd van annuleren
- Ik annuleerde.
- Jij annuleerde.
- Hij, zij, het annuleerde.
- Ik annuleerde.