annoteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·no·teert

Werkwoord

vervoeging van
annoteren

annoteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van annoteren
    • Jij annoteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van annoteren
    • Hij annoteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van annoteren
    • Annoteert!