animer

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
animer
animer
animé
eerste groep volledig

Werkwoord

animer

  1. bezielen, (uiterlijk) leven geven aan iets
  2. de indruk van leven opwekken
    «Les flammes animaient les visages des statues.»
    De vlammen lichtten de gezichten van de standbeelden op.
  3. tekeningen e.d. animeren
    «Animer les dessins.»
    Tekeningen animeren.
  4. aanzetten tot iets
    «Le moteur animait la roue d'un mouvement très rapide.»
    De motor zette het wiel tot een zeer grote snelheid aan.
  5. iemand inspireren, bezielen
    «C'est la passion qui l'anime.»
    Het is de hartstocht die hem bezielt.
  6. bezielen, verlevendigen
    «Animer la conversation.»
    Het gesprek verlevendigen.
  7. een discussie, uitzending (e.d.) modereren
    «Cyril Hanouna va animer l'émission depuis chez lui.»
    [De tv-presentator] Cyril Hanouna gaat de uitzending thuis modereren, presenteren. [1]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen